
Een eenvoudige basis voor dierenwelzijn
Een mooi uitgangspunt zijn de Vijf Vrijheden van Brambell. Deze vrijheden zijn in de jaren ’60 opgesteld als basisprincipes voor het welzijn van dieren, en ze worden wereldwijd erkend. Ze helpen ons om na te denken over wat een dier nodig heeft om zich goed te voelen — fysiek én mentaal.
1. Vrij van honger en dorst
Elk dier heeft recht op voldoende en passend voedsel, en toegang tot vers drinkwater. Iedere dag weer. Het gaat niet alleen om overleven, maar om gezond blijven en zich goed voelen.
2. Vrij van fysiek en fysiologisch ongemak
Een dier moet comfortabel kunnen leven. Dat betekent een geschikte leefomgeving: schoon, veilig, met voldoende ruimte en bescherming tegen weersinvloeden. Een zachte ondergrond om op te liggen.
3. Vrij van pijn, verwondingen en ziektes
Zieke of gewonde dieren verdienen zorg. Door goede preventie, tijdige behandeling en aandacht voor hun gezondheid kunnen we veel leed voorkomen. Pijn lijden hoeft niet.
4. Vrij van angst en chronische stress
Dieren hebben baat bij rust en voorspelbaarheid. Een veilige omgeving en respectvolle omgang zorgen ervoor dat ze zich op hun gemak voelen.
5. Vrijheid om natuurlijk gedrag te vertonen
Dieren moeten de ruimte en mogelijkheden krijgen om zich te gedragen zoals ze van nature doen. Dat draagt bij aan hun welzijn en voorkomt verveling of frustratie.
Kleine stappen, groot verschil
Deze vijf vrijheden zijn geen ingewikkelde regels, maar praktische richtlijnen die ons helpen om beter met dieren om te gaan. Of je nu een huisdier hebt, werkt met dieren of er gewoon om geeft — door hier bewust mee om te gaan, maak je al een groot verschil.
Dieren kunnen niet zelf aangeven wat ze nodig hebben. Maar met aandacht en zorg kunnen wij ervoor zorgen dat ze een goed leven hebben, wat ze verdienen.